Zelf kleine beurt uitvoeren

Benodigde tijd: 2 uren.

Kleine beurt uitvoerpunten

1. Controleer de algemene staat van de auto

   Controleer de:
   – instrumenten verlichting
   – Toeter
   – Gordels, kijk of deze geen scheuren bevatten en de veiligheidsstop goed werkt
   – Bekijk of alle verlichting werkt: Licht, groot licht, stadslicht, mistlicht, remlicht. Bekijk ook de knipperlichten links, rechts en de waarschuwingslichten.
   – Controleer de ruitenwissers op slijtage, strepen en kijk of de ruitenwissersproeiers nog werken. Bekijk ook of er voldoende ruitenwisservloeistof beschikbaar is
   – Controleer of de deurscharnieren goed werken, smeer deze met teflon spray indien nodig.
   – Kijk of er geen barsten of putten in de ruiten zitten.

2. Werking van het voertuig controleren

   – Controleer het niveau van de remvloeistof. Als de remvloeistof laag is kan dit een lekkage of versleten blokken betekenen.
   – Controleer het koelvloeistof niveau
   – Controleer de v-snaar op slijtage. De v-snaar zit meestal aan de voorkant van de auto. Controleer of deze niet slipt en controleer op scheuren.
   – Controleer de brandstofslang op slijtage en lekkage. Check ook alle bevestigpunten voor corrosie
   – Kijk of de motor olie of andere vloeistoffen lekt. Zie je een lekkage, kijk dan van onder naar boven wat de oorzaak is. Motoren lekken vaak vanuit het kleppendeksel olie, vanuit de waterpomp koelvloeistof of vanuit de aansluiting van de versnellingsbak.
   – Controleer de hoeveelheid staat van de motorolie. Zit er metaal in de motorolie dan is er iets stuk of aan het slijten in de motor. Wittige mayonaise achtige motor olie kan op een koelvloeistof probleem duiden.
   

3. Banden controleren

   – Controleer de bandenspanning, ook van de reserveband
   – Controleer het profiel van alle banden. Kijk of er voldoende profiel op de band zit maar check ook of de banden gelijkmatig slijten. Je kunt met een euro stuk eenvoudig de banden checken. Steek de munt in de groeven van de band. Is het gouden gedeelte van het muntje te zien dan is de band toe aan vervanging.

4. Remmen controleren

   – meet de dikte van alle remschijven. Je kunt dit eenvoudiger doen als je het wiel van de auto af haalt. Met een schuifmaat meet je hoe dik je schijven nog zijn. De minimale dikte is afhankelijk van de auto. Meestal staat in de handleiding van de auto wat de minimale dikte moet zijn. Ook staat dit vaak op de schijf aangegeven.
   – Controleer remschijven op roest. Als de schijf meer dan 50% roest op het oppervlakte heeft zal deze bij de apk afgekeurd worden.
   – Controleer de dikte van de remblokken. De minimale dikte staat vaak op de blokken aangegeven.
   – Controleer alle remleidingen op corrosie. Bekijk ook de remslangen die van de remleiding naar de remklauw gaan. Zitten er scheuren in of is het canvas te zien dan is het tijd om deze te vervangen.

5. Motorolie vervangen

   Krik de auto omhoog en draai de plug uit de carterpan. Vang de olie op in een olievat of speciale olie opvang bak. Zodra alle olie uit de motor is schroef je het oude olie filter van de motor. Vervang het olie filter en de rubber ring. Let op dat je de oude rubber ring verwijderd. Een dubbele ring zorgt voor olielekkage. Zodra je het nieuwe filter op de motor geschroeft hebt doe je de carterplug weer in de carter. Eventueel met nieuwe koperen ring, het hergebruiken van de koperen ring kan zorgen voor lekkage.
   Je vult vervolgens de olie weer bij. In het handboek van de auto staat hoeveel liter er in je motor gaat. Vul de olie bij, de laatste liter kun je het beste bijvullen op basis van wat de peilstok aangeeft. Het zou namelijk kunnendat er nog wat olie in de motor overgebleven is, dat kan resulteren in een motor waar teveel olie in zit.
   Zit er niets aan de peilstok dan kan er meestal nog ongeveer een liter bij. De het minimum op de peilstok tot het maximum is meestal 0,5 tot 1 liter.

6. Contactpunten stellen

   In oudere auto’s moeten de contactpunten afgesteld worden. Dit doe je met een voelermaat. Zet de auto in zijn vrij (zorg dat ie vlak staat of op de handrem) vervolgens maak je de clipjes van de rotorkap los (dat ding waar al die draden die naar je cilinders vandaan komen). Je kijkt nu naar de contactpunten. Verwijder de rotor (dat bovenste ding, zit op een asje, die trek je er af). Vervolgens zie je een as met een aantal nokken er op (voor iedere cilinder 1 nok). Draai de motor door je auto in de versnelling te zetten en een stukje te duwen, je kunt ook de auto in zijn vrij zetten en voorzichtig kijken of je de motor kunt draaien door aan de ventilator of krukaspoelie te draaien. Als de contactpunten open staan en op hun hoogste punt staan kijk je met een voelermaat hoe ver de contactpunten open staan. Bij de meeste auto’s zet je de contactpunten op 0,4 mm. Je voelermaat van 0,4 mm moet je door de contactpunten moeten kunnen steken. Ze moeten er met niet teveel moeite doorheen gaan maar er moet wel weerstand voelbaar zijn.

7. Bougies vervangen na 50.000km (iedere 10.000km bij oudere auto’s)

   Haal de bougie kabels van de boegies af. Houd de kabel vast bij het aanhechtingspunt bij de bougie. Trek niet aan de draad zelf want dan kan er een draadbreuk ontstaan. Vervolgens pak je een bougie sleutel en draai je de bougie los.
   Je kunt de bougie inspecteren. Idealiter is de bougie goudgeel, vrij van roest.
   Draai je nieuwe bougie in je motorblok. De bougie draai je vast met de bougie sleutel. Je draait een bougie niet te strak vast, je kunt dan namelijk het schroefdraad in je blok kapot draaien. Houd het aangegeven moment aan dat op het doosje staat van je nieuwe bougie. Je draait als je geen moment sleutel hebt de bougie met de hand vast en vervolgens nog een kwart strakker.